“Wat staan er veel narcissen in je geveltuin buurman!” Ze knielde even, keek ernaar en stond weer op. “Ik zou ze thuis wel op de vaas willen zetten. Een beetje kleur kan ik wel gebruiken sinds ik weer alleen ben”.
Ik was verbaasd en zei: “Maar je vriend zag er zo leuk uit!"
Ze knikte. “Dat klopt, maar wat je zag was de buitenkant. Hij hield vooral van zichzelf. In zijn leven was geen ruimte voor een ander”.
Ik kon haar woorden niet geloven. “Jullie zagen er zo gelukkig uit!”
Ze schudde met haar hoofd. “Je vergist je buurman, het was schijn. Ik was jarenlang verliefd op de verkeerde. Nu voel ik me boos, wraakzuchtig en leeg. Maar van deze narcissen word ik weer vrolijk.”
Ik was even stil: “Het is wel bijzonder dat je juist voor de narcissen valt”.
Ze keek me aan. “Wist je dat de naam Narcis uit de Griekse oudheid komt?”
Ze luisterde. “Die komt van Narcissus, een zeer knappe jongeman, hij keek naar zijn eigen spiegelbeeld in een meertje en werd zo verliefd op zichzelf, dat hij urenlang bleef staren naar zijn eigen onbereikbare schoonheid en langzaam wegkwijnde. Uiteindelijk veranderde de wraakgodin Nemesis hem in een narcis. En volgens het verhaal lijkt het voorovergebogen hoofdje van de narcis op het voorovergebogen hoofd van Narcissus.”
Ze was stil. “En dat is nog niet alles buurvrouw. Zet nooit andere bloemen samen met narcissen in één vaas. Ze scheiden een voor andere bloemen schadelijk slijm af, die krijgen daardoor verbrande bladeren.”
Ze begon een beetje verdrietig te kijken. “Maar buurman, kies ik dan altijd de verkeerde dingen in het leven?”
Ik stelde haar gerust. “Welnee buurvrouw. Met schoonheid is niets mis. Je moet alleen niet meer willen dan er naar kijken en er lekker van genieten.”